Bijkomende info |  | |
Bron humane referentiewaarden |  | Bijsluiter kit |
Controle grenzen voor resultaten |  | |
Doorbelwaarde |  | |
Weergave resultaat |  | 1 cijfer na komma |
Omrekeningsfactor |  | |
Prijs |  | |
Opmerking |  | Een ACT-waarde hoger dan 600 seconden is meestal minder betrouwbaar om het effect van heparine op de stollingstijden goed te voorspellen.
Toestel en cartridges moeten de voorgeschreven temperatuur hebben.
De activator moet goed opgemengd worden.
Het bloed moet correct afgenomen worden dwz.: vrij van weefsel thromboplastine en de ACT-bepaling moet zo snel mogelijk uitgevoerd worden.
Medicatie kan de ACT beïnvloeden bvb.: geneesmiddelen die de bloedplaatjesactiviteit remmen. Onverwachte abnormale waardes moeten gecontroleerd worden.
Zo klein mogelijke verschillen in de techniek van uitvoeren geven resultaten met een beter precisie.
Werkwijzes bij cardiopulmonale by-pass chirurgie veranderen voortdurend en dit kan een effect hebben op verschillende factoren die een rol spelen bij de bepaling van de ACT.
Deze veranderingen hebben invloed op de gevoeligheid van de patiënt voor heparine, op de verdunning van de stollingsfactoren door het extracorporale circuit, op het gebruik van citraatbloedprodukten, op het gebruik van thrombocytenaggregatieremmers, op hypothermie, op fluctuerende calciumwaarden, op een wijziging in thrombocytenfunctie of -telling, op onbekende coagulopathieën...Bij de patiënt kan overmatige bloedverdunning tijdens bypass, vaak als gevolg van de wens tot het beperken van het gebruik van heterologe bloedprodukten, tot postoperatieve hemodilutie leiden. Deze hemodilutie kan zo groot zijn dat de stollingstijden, die door de gactiveerde stollingstijd worden weergegeven, door de hemodilutie worden verlengd. In ernstige gevallen kan er geen meetbare stolling optreden. Als dit het geval is kunnen er door een tekort aan stollingsfactoren in het plasma bij de patiënt postoperatieve bloedingen optreden. Als na reversie van de heparinisatie de HR-ACT niet meer stolt (en er geen heparine meer aanwezig is), dan is een coagulopathie door hemodilutie mogelijk. Als er een preoperatief stollingsprofiel van de patiënt bekend is moet de vergelijking van pre- en postoperatieve waarden op een verlenging duiden. De mate van verlenging is patiëntgerelateerd bvb.: een aPTT die van een laag bereik verandert naar een hoog bereik vormt een indicatie voor een significante wijziging in de stollingskenmerken van de patiënt.
Hier moeten de uitvoerders rekening mee houden. |
Wetenschappelijke betekenis |  | De ACT-test is een methode om afwijkingen in het intrinsieke stollingssysteem op te sporen. De test wordt voornamelijk om 3 redenen uitgevoerd:
- voor volgen van een heparinetherapie
- het opsporen van een tekort aan één of meer factoren van de intrinsieke stolweg (II, V, VIII, IX, X, XI en XII)
- voor het detecteren van lupus anticoagulans
De verlenging van de ACT na heparinetoediening verschilt sterk van persoon tot persoon. Verschillende andere factoren hebben een invloed op verlenging van de ACT bij een persoon na heparinetoediening (vb. Anti-trombine III concentratie, type heparine, deficiëntie van stollingsfactoren, activatie van het staal, verbruikscoagulopathie, overmatige staalverdunning en staaltemperatuur). Hier moet men rekening mee houden bij de interpretatie van ACT-waardes. |