Wetenschappelijke betekenis |  | De ABO en Rh bloedgroepen zijn erfelijke antigenen die zich aan de oppervlakte van RBC bevinden. De WBC bezitten ook zo een reeks antigenen, de HLA-antigenen genoemd (Human Leucocyte Antigens). Deze antigenen bevinden zich ook op de meeste andere cellen van het organisme.
De antigenen van het HLA-systeem zijn te verdelen in HLA-klasse I en klasse II celmembraangebonden glycoproteïnen, enkele complementfactoren (C2, C4, Bf), het enzyme 21-hydroxylase en tumor necrosis factor (TNF). Tot de klasse I antigenen behoren de HLA-A, -B en -C moleculen, die voorkomen op het celloppervlak van alle kernhoudende cellen en trombocyten. Daarentegen bevinden de HLA-klasse II moleculen , waartoe de HLA-DR, -DQ en -DP antigenen behoren, zich op het celmembraan van cellen die actief aan de immuunrespons deelnemen (zoals monocyten en macrofagen) en die tot taak hebben lichaamsvreemde structuren aan te bieden aan het immuunapparaat.
In tegenstelling tot de situatie bij het ABO bloedgroepensysteem worden HLA-antistoffen enkel gevormd na contact met vreemde HLA-antigenen.
De enige natuurlijke manier waarop dit kan plaatsvinden is de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap en de bevalling komt de moeder in contact met cellen van het kind en kan antistoffen maken tegen de HLA-antigenen die het kind van de vader heeft geërfd en die de moeder niet heeft.
Antistoffen tegen HLA kunnen eveneens gevormd worden na bloedtransfusies en transplantaties. De maatregel met betrekking tot het verwijderen van leukocyten uit alle bloedproducten, heeft incidentie van HLA-antistoffen na bloedtransfusie zeker doen dalen.
HLA-identiteit is een belangrijke voorwaarde voor succesvolle hematopoietische stamcel transplantatie (HSC transplantatie). HLA typering en in mindere mate de HLA antistofscreening maken een integraal deel uit van het medisch traject van een patiënt die kandidaat is voor een HSC transplantatie.
Er zijn 2 fasen, een pre-transplantfase waarin HLA typering wordt uitgevoerd bij de receptoren en de potentiële donors, en de peri-transplantfase waarin de HLA typering van de geselecteerde donor wordt geconfirmeerd en waarin zo nodig bijkomende testen worden uitgevoerd.
In de peri-transplantevaluatie van de patiënt is een anti-HLA screening met identificatie van de HLA antistoffen, indien positief, ingebouwd. Dit vervangt de vroeger gangbare HLA kruisproef en is vooral van belang bij stamceltransplantaties met HLA mismatchen zoals haplo-identieke transplantaties en cord blood transplantaties. Een screening naar HLA antistoffen is niet opgenomen in de pre-transplant bilans (1e en 2e bilan stamcel receptor). |