Wetenschappelijke betekenis |  | Chloride is het belangrijkste extracellulair anion en de grootste fractie van de totale anorganische anionconcentratie. Natrium en chloride samen maken de belangrijkste osmotisch actieve constituenten van plasma uit. Chloride speelt een significante rol in het onderhouden van de waterdistributie, de osmotische druk en de anion – kation balans van het extracellulair compartiment. De chlorideconcentratie in het intracellulair vocht van erytrocyten bedraagt 45 tot 54 mmol/L en de concentratie in het intracellulair vocht van weefselcellen bedraagt ongeveer 1 mmol/L. Chloride is het sterkst vertegenwoordigd anion in maag- en darmsecreties.
Chloride-ionen die via de voeding opgenomen worden, worden bijna volledig geabsorbeerd door de darm. Het chloor wordt uit het plasma gefilterd door de glomeruli. Het grootste deel (75%) van het gefilterde chloor wordt samen met natrium en water passief gereabsorbeerd in de proximale tubuli. In het dun deel van de lis van Henle diffundeert het natriumchloride passief naar het hypo-osmotisch interstitium. In de dikke stijgende tak van de lis van Henle wordt chloride actief gereabsorbeerd door de chloride-pomp, die de reabsorptie van natrium eveneens stimuleert. Lisdiuretica, zoals furosemide, inhiberen de chloridepomp. De ductus colligens zorgt voor een actieve reabsorptie van het NaCl o.i.v. aldosterone. Het overmaat aan chloride wordt geëxcreteerd in de urine en in zweet. Overmatige verliezen via zweet worden normaal geminimaliseerd door aldosterone. Aldosterone wordt door de bijniercortex gesecreteerd in antwoord op een daling van plasma concentratie van natrium en chloride. Aldosterone stimuleert de reabsorptie van natrium en chloride en de productie van meer gedilueerd zweet.
Hypochloremie wordt ondermeer gezien:
- bij salt-losing nefritis, geassocieerd met een chronische pyelonefritis. Het chloorverlies wordt veroorzaakt door een verminderde tubulaire reabsorptie, ondanks een lichaamstekort van chloor.
- bij de ziekte van Addison liggen de chloorconcentraties meestal dicht bij de normale waarden, tenzij tijdens een Addisoncrisis, wanneer zowel de chloor- als de natriumconcentraties sterk dalen.
- bij die types van metabole acidose die veroorzaakt worden door een toegenomen productie of een verminderde excretie van organische zuren (vb. diabetische ketoacidose of nierfalen). De chloorfractie van de totale anionconcentratie neemt in deze gevallen af omdat de complementaire anionfractie van beta-hydroxybutyraat, acetoacetaat, lactaat en fosfaat is toegenomen.
- bij persisterende maagsecretie en langdurig braken. Dit resulteert in een significant verlies van chloor met het ontstaan van een hypochloremie.
Andere omstandigheden die geassocieerd zijn met een hypochloremie zijn aldosteronisme, bromide intoxicatie, hoofdtrauma, syndroom van een inappropriate antidiuretisch hormoon secretie (SIADH) en omstandigheden geassocieerd met een toename van het extracellulair vocht. Bij metabole alkalose dalen de chloorconcentraties, terwijl de bicarbonaatconcentraties toenemen.
Hyperchloremie treedt ondermeer op bij dehydratatie, bij renale tubulaire acidose, bij acuut nierfalen, bij metabole acidose, geassocieerd met diarree en natriumbicarbonaat verlies, bij diabetes insipidus, bij bijnierschors hyperfunctie en bij salicylaatintoxicatie. Een lichte stijging in chloorconcentraties wordt bij respiratoire alkalose gezien. Hyperchloremische acidose kan een teken zijn van een ernstige renale tubulaire pathologie. Een extreem hoge inname van zout via de voeding of een overbehandeling met zoutoplossingen kunnen eveneens de oorzaak van hyperchloremie zijn. Bij primaire hyperparathyroïdie is er een toename van de chloorconcentraties door het effect van het parathyroïd hormoon op de distale tubulaire functie. |